“Bij SPADO is Frame Running echt een onderdeel van de club”
Bij de Bergen op Zoomse vereniging AV SPADO, wat staat voor Sport Als Dagelijkse Ontspanning, begonnen ze al in 1998 met een G-groep voor sporters met een verstandelijke beperking of autisme. Die groep draait goed en is inmiddels uitgegroeid tot ruim vijfentwintig leden. Trainer Jeroen Jonkers vindt het echter ook belangrijk dat sporters met een lichamelijke beperking beweegaanbod aangeboden krijgen. Daarom startte de vereniging met Frame Running. Zijn motto: we proberen het gewoon!
Meestal ontstaat Frame Running bij een club vanuit een nieuwe vraag van buiten de club, maar bij AV SPADO ging dat anders. “We hadden in de G-groep twee leden die lichamelijk moeite kregen met het lopen. We wilden ze wel de ruimte geven om binnen de vereniging te blijven sporten. Het gaat om bewegen en zeker ook het sociaal-emotionele aspect van sport. Je bent onderdeel van een vereniging”, vertelt Jeroen Jonkers. Ze gingen daarom bij de club eens informeren naar de mogelijkheden en kwamen zo op Race Running, wat nu Frame Running wordt genoemd. Er werd een speciale voorlichtingsavond georganiseerd op de club en daarna bleek bij zowel huidige als nieuwe leden voldoende interesse voor Frame Running te zijn. “Zo is het balletje gaan rollen en toen zijn we gewoon begonnen”, zegt Jeroen.
Spierontwikkeling
De groep telt inmiddels al dertien leden en Jeroen ziet ze stuk voor stuk groeien. “Als je moeilijk kunt lopen en je kunt gebruikmaken van een framerunner, dan maakt dat, dat je vrij kunt bewegen. En dat je ook nog enigszins tempo kunt maken. Een meisje kon bij aanvang 10 passen zetten, maar nu kan ze in één uur training 1,5 kilometer halen. Dan zie je dat je een bepaalde spierontwikkeling stimuleert wat daarvoor niet gebeurde.”
Jeroen richt zijn trainingen zo in dat de sporters ook spieren prikkelen die ze anders niet gebruiken. “Als trainer willen we niet weten wat iemand mankeert en of iemand bijvoorbeeld hakken-billen kan doen. We gaan het gewoon proberen. Natuurlijk is er wel ergens een grens, dat is bij iedereen. We gaan gewoon kijken of het lukt die hak zo ver mogelijk tegen je billen te krijgen. Dat is hetzelfde met balgooien: dat doen we ook en dat gaat ook niet bij iedereen vanzelf. Maar door het vaker te doen, lukt het wel.”
Extra uitdaging
Om de atleten met hun framerunner uit te dagen, maakt hij ook wel eens gebruik van de schuin oplopende steeplebak. “Dan begeleiden we iemand achteruit met een framerunner die bak in, en vervolgens moeten ze zelfstandig uit die bak komen lopen. De eerste keer lukt dat bij bijna niemand, maar na een paar keer proberen, lukt het ze wel zelfstandig eruit te komen. Zo heb je toch een extra weerstandstraining. Je moet naar boven. Dat is leuk!” Hij ziet in de trainingen dat de sporters zich ontwikkelen en ook buiten de atletiekbaan maken ze stappen. “Dat hoor ik ook van ouders terug. Een meisje dat al vier jaar bij ons sport hoeft minder op haar vader te leunen als ze door de stad lopen. Haar spierontwikkeling is beter geworden, waardoor ze sterker is.”
Bij de club horen
Daarnaast merkt hij in de groep vooral ook de sociale waarde van de vereniging. “Ze horen bij een club. Zeker als je jong bent en je ziet leeftijdsgenoten lid worden van een club met een tenue en wedstrijdjes, dan kan dat lastig zijn. Voor kinderen met een lichamelijke beperking is er niet veel aanbod. Dit is een manier om ook voor hen iets te bieden en zo ergens bij te horen. Ze zijn echt onderdeel van de vereniging. We trainen zelfstandig maar als er clubkampioenschappen zijn, dan doen we ook mee en zijn we één van de categorieën.”
Regionale functie
De groep zit met dertien framerunners al tegen de maximale grootte aan. Daarom kijken ze met de vereniging of ze bij meer belangstelling misschien een tweede groep kunnen starten. Samen met buurtsportcoaches wordt daarnaast gekeken of bij een andere vereniging ook aanbod met framerunners opgezet kan worden. “Wij hebben een regionale functie: atleten komen uit Woensdrecht, Goes en Willemstad. Ze hebben dus al snel een reistijd van een half uur tot drie kwartier. Je wil eigenlijk dat ze dichterbij kunnen bewegen. We willen vooral dat het aanbod groeit zodat de sport makkelijker bereikbaar wordt. En het is ook leuk als meer clubs aan onderlinge competities mee kunnen doen.”
Foto door Marcel Otterspeer